Deze molen is rond 1862 gebouwd voor het drooghouden van een polder.
De wieken drijven via tandwielen een vijzel aan die in het water omhoogschroeft.
De oudste poldermolens van dit type hebben een scheprad dat vrij traag werkt,
De uitvinding vande vijzel deed het vermogen vande poldermolen sterk toenemen
Aan de achterkant vande kap,die draaibaar is,zit de staart waarmee de wieken opde wind gezet worden.
In de kap zit de vang,ofwel de rem van de molen,
De molenaar kan deze rem van buiten af bedienen met het touw dat bij de staart hangt.